Risico gebouwen bepalen

Sommige gebouwen in Groningen voldoen door de aardbevingen niet aan de veiligheidsnorm. Bij het ene gebouw is dit risico groter dan bij het andere gebouw. Met een computermodel wordt berekend waar het risico het grootst is.

In Nederland moeten mensen veilig kunnen wonen en werken. De veiligheidsnorm is voor het hele land hetzelfde. Mensen moeten veilig kunnen wonen en werken achter een dijk, maar ook bij een industrieterrein en in het aardbevingsgebied. De norm geeft aan dat in de woonomgeving de kans op een dodelijk ongeluk niet groter mag zijn dan 1 op 100.000 per jaar.

SDRA-methode

Om inzicht te krijgen in de veiligheidsrisico’s van de gaswinning in Groningen geeft de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) elk jaar de opdracht om een risicoanalyse uit te voeren. Tot en met 2020 deed NAM dit met de Hazard and Risk Assessment (HRA). Het uitvoeren van de risicoanalyse is vanaf 2021 in handen van het onafhankelijke onderzoeksinstituut TNO. Om de gevaren en risico’s in het aardbevingsgebied te beoordelen gebruikt TNO de seismische dreigings- en risicoanalyse (SDRA). 

Dit computermodel bepaalt niet of een gebouw veilig is. Het berekent ook niet of een gebouw schade heeft. Het model geeft alleen aan hoe groot de kans op onveiligheid zou kunnen zijn. Met die gegevens bepalen we waar we moeten beginnen met onderzoeken. Dit onderzoek heet een opname. Hierbij wordt gekeken hoe het gebouw is gebouwd. Experts berekenen daarna of het gebouw wel of niet versterkt moet worden. 

1. Gegevens verzamelen

Het computermodel berekent welke kans een gebouw heeft om te voldoen aan de veiligheidsnorm. Hiervoor gebruikt het computermodel beschikbare informatie van gebouwen in het aardbevingsgebied. Bij de berekening wordt gekeken naar de kans op grondbeweging en de eigenschappen van een gebouw.

Grondbeweging
De kans op grondbeweging wordt bepaald door de locatie van de aardbeving in de ondergrond, de samenstelling van de bodem onder het gebouw en de omvang van de gaswinning.

Eigenschappen gebouw
Er wordt gekeken naar het bouwjaar, het aantal bouwlagen en het type gebouw. Ook de materialen die zijn gebruikt en gevelopeningen zoals ramen en deuren worden meegenomen. Soms is deze informatie onbekend. Dan schat het model deze eigenschappen met behulp van statistiek.

2. Berekenen van het risico

De verzamelde informatie wordt in de computer gestopt. Gegevens van gebouwen die op elkaar lijken worden samengevoegd. Daarna berekent de computer het risico per gebouw. Daarbij worden verschillende varianten doorgerekend. Zo ontstaat een steeds duidelijker beeld van het gebouw. Uiteindelijk geven de berekeningen aan welke kans een gebouw heeft om wel of niet te voldoen aan de norm.

Op basis van deze berekeningen worden gebouwen in drie groepen ingedeeld.

  1. Normaal risico
    De verwachting is dat het pand aan de norm voldoet. Het heeft daarom geen prioriteit binnen het versterkingsproces. Een gebouw met een normaal risico kan vanwege bestuurlijke afspraken of vanwege toezeggingen in het verleden toch zijn opgenomen in het versterkingsprogramma van NCG.
  2. Licht verhoogd risico
    Er is een kans dat het gebouw niet aan de norm voldoet. Daarom worden deze gebouwen ook onderzocht en indien nodig versterkt. Het onderzoek aan deze gebouwen volgt nadat gebouwen met een verhoogd risico zijn onderzocht.
  3. Verhoogd risico
    De verwachting is dat het gebouw niet aan de norm voldoet. Dit betekent niet automatisch dat het gebouw onveilig is. Om dit te bepalen is aanvullend onderzoek nodig. Gebouwen met een verhoogd risico worden als eerste onderzocht en indien nodig versterkt.

Veelgestelde vragen